Mijn kijk op Heerenveen
1 januari 2024 gaat de nieuwe Omgevingswet in. De Omgevingswet vervangt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO). Deze nieuwe wet geldt voor alle inwoners en ondernemers in Nederland. De Omgevingswet bundelt de regels voor alles wat u buiten ziet, hoort en ruikt. Bijvoorbeeld: milieu, bodem, water, wegen, monumenten, natuur, geluid en nieuwbouw.
Wat betekent de Omgevingswet voor u?
- Als u iets wilt bouwen of verbouwen aan uw huis of tuin, dan krijgt u te maken met de Omgevingswet. U bent dan initiatiefnemer. U moet dan zelf uitzoeken of u een vergunning nodig heeft. Zie de pagina Bouwen en verbouwen
- Als er iets in uw omgeving gaat veranderen, omdat iemand anders iets wil bouwen of verbouwen, dan kunt u belanghebbende zijn. In de Omgevingswet staat wat de mogelijkheden zijn om mee te denken en mee te praten over die plannen.
- Als u al een vergunning heeft om iets te doen op grond van de WABO, dan raakt u deze niet kwijt door invoering van de Omgevingswet.
Hieronder ziet u tegels met meer informatie over elk onderwerp.
De Omgevingswet zegt dat participatie soms nodig is, vooral als je plan niet binnen het omgevingsplan past. Alleen is participatie meer dan een verplichting. Het kan je plan juist beter maken. Door met anderen te overleggen, kun je uitdagingen of zorgen in de buurt aanpakken of voorkomen. Ook maakt participatie het besluitvormingsproces duidelijker voor iedereen.
Participatie betekent dat je mensen vroegtijdig betrekt bij je plannen. Het helpt om besluiten duidelijk en eerlijk te maken. Dit staat in onze nota ‘Participatiebeleid Omgevingswet 2023 (PDF 1 MB)’. Bij participatie is elk geval anders. De Omgevingswet geeft niet precies aan hoe je het moet doen. Het ligt aan je plan. Is je plan groot of belangrijk voor mensen? Dan doe je meer aan participatie. Er is geen vaste manier voor participatie. Soms maakt een klein plan veel los, terwijl een groot plan weinig reacties krijgt. Denk goed na over hoe je plan de omgeving beïnvloedt. Wie ziet, hoort, voelt of ruikt jouw plan? Hierover nadenken helpt je om je participatie goed te plannen. Hoe je dit doet, hangt af van jouw situatie. Het is altijd maatwerk. Om je op weg te helpen vind je hier een handreiking voor plannenmakers.
Participatie, een handreiking voor plannenmakers
Wil je een huis bouwen of groter maken? Of wil je een gebouw of grond anders gebruiken? Bijvoorbeeld appartementen in een oud winkelpand maken, of een stuk weiland als tuin gebruiken. Check eerst of dit kan volgens het omgevingsplan. Zo voorkom je uitdagingen later. In het omgevingsplan staat wat mag en wat niet mag. Het omgevingsplan is nieuw en vervangt het bestemmingsplan. Het kan best ingewikkeld zijn. Onze collega’s helpen je graag om te kijken of jouw idee of plan past binnen het omgevingsplan.
Als je plan past, super! We wensen je veel succes en plezier met de voorbereidingen. Vertel ook je buren over je plan.
Past je plan niet? Soms kunnen we toch helpen. Als wij je plan goed vinden, overleggen we samen. Er zijn twee opties:
- Een deel van het omgevingsplan aanpassen.
- Een speciale vergunning aanvragen, de BOPA. Dit staat voor Buitenplanse OmgevingsPlanActiviteit.
We kijken samen wat het beste is voor jou. Maar onthoud: bij beide opties betrek je anderen bij je plan. Dit noemen we ook wel participatie.
Veelgestelde vragen
Waarom deze handreiking?
Deze handreiking legt uit wat we verwachten als je met participatie begint. Je leert ook hoe wij beoordelen of je genoeg aan participatie hebt gedaan. Wat als we vinden dat het te weinig of niet goed genoeg is? Dan vertellen we wat er gebeurt. We geven ook een paar handige tips.
Voor wie is deze handreiking bedoeld?
Deze handreiking is voor iedereen met een idee of plan dat niet in het omgevingsplan past. Ben jij zo iemand? Dan ben je een initiatiefnemer. Initiatiefnemers komen in allerlei vormen. Het kan een ervaren projectontwikkelaar zijn die aan veel projecten in Nederland werkt. Of iemand uit een dorp die één keer iets speciaals wil doen wat niet in het omgevingsplan past. Als je het omgevingsplan wilt aanpassen of een speciale vergunning nodig hebt, helpt deze handreiking je. Elk plan is anders, dus denk goed na over hoe je participatie aanpakt.
Wanneer moet ik samenwerken met anderen?
Samenwerken met anderen is nodig als je het omgevingsplan wilt veranderen of een BuitenPlanse OmgevingsActiviteit (BOPA) aanvraagt.
Wat gebeurt er als wij je plan steunen?
Als wij je helpen door het omgevingsplan aan te passen, dan is het belangrijk dat je samenwerkt met anderen. Dit is hoe het werkt:
- Aankondiging: We laten iedereen weten dat we het omgevingsplan willen veranderen.
- Jouw rol in de samenwerking: Jij spreekt met ons af hoe je met anderen gaat samenwerken. Dit betekent dat je vertelt:
- Met wie: Wie betrek je bij je plan?
- Waarom: Waarom is hun mening belangrijk?
- Waarover: Over welke onderdelen van je plan wil je met hen praten?
- Wanneer: Wanneer ga je dit doen?
- Hoe: hoe wil je het doen?
- Verslag van de Samenwerking: Nadat het participatieproces is afgerond, schrijf je een verslag. Dit verslag laat zien hoe je hebt samengewerkt en wat de resultaten zijn.
- Beoordeling door de Raad: Als het omgevingsplan wordt vastgesteld, kijkt de raad naar jouw verslag. Ze beoordelen hoe goed het participatieproces ging en wat het heeft opgeleverd.
Dus, als wij je plan steunen door het omgevingsplan te veranderen, ben jij verantwoordelijk voor het organiseren van een goed participatieproces en het rapporteren daarover.
Wat moet ik doen bij een aanvraag voor een Omgevingsvergunning?
Wanneer je een omgevingsvergunning aanvraagt, zijn er een paar belangrijke stappen:
- Vertel over jouw participatieproces: Bij de aanvraag moet je aangeven óf en hoe je hebt samengewerkt met anderen. Dit is belangrijk, want het laat zien hoe je rekening houdt met de mensen om je heen.
- Ook als je niet aan participatie hebt gedaan: Het is ook mogelijk dat je niet aan participatie hebt gedaan. Dat mag. Als dat zo is, dien je dit ook aan te geven.
Speciale situatie: Buitenplanse OmgevingsPlanActiviteit (BOPA)
Participatie is altijd nodig. Als jouw plan een speciale vergunning nodig heeft, de zogenaamde BOPA, dan is participatie altijd vereist. Dit is een belangrijke regel die de gemeenteraad op 21 januari 2021 heeft vastgesteld. Dus, als je voor jouw plan deze speciale vergunning aanvraagt, zorg dan dat je goed samenwerkt met anderen en dit ook duidelijk beschrijft in je aanvraag.
Moet ik zelf participatie regelen?
Ja, dat is het simpele antwoord. Jouw idee of plan betekent ook jouw verantwoordelijkheid om het te bespreken met anderen. Dit is belangrijk om een goede buur te zijn en om zelf de leiding over je plan te houden. Wij houden onze rol als beoordelaar van jouw plan en jouw participatie. Jij blijft de initiatiefnemer.
Soms is jouw plan ook voor ons belangrijk, vooral als het veel goeds doet voor anderen. Dan helpen wij misschien mee, of we doen het samen met jou. Als dat zo is, maken we hierover duidelijke afspraken met jou.
Hoe maak ik een goed participatieproces?
Voor je begint met participatie, is het handig om te weten of de gemeente positief is over je plan. Dit bespaart tijd en moeite als de gemeente niet wil of kan meewerken. Om een participatieplan te maken, beantwoord je de volgende 6 vragen. Schrijf de antwoorden op voor jezelf en voor ons. Dit is dan je participatieplan.
Vraag 1: Wat is je doel met participatie?
- Denk goed na over wat je wilt bereiken met participatie. Wil je bijvoorbeeld kennis gebruiken, creatieve ideeën verzamelen of wensen horen om je plan te verbeteren? Probeer je kritische opmerkingen vooraf op te lossen? Of wil je begrip en steun voor je plan krijgen?
- Het is belangrijk je in te leven in de deelnemers. Vraag je af waarom zij zouden meedoen. Denk goed na over hun redenen. Is je doel duidelijk? Vertel dit dan aan de deelnemers. Dit helpt iedereen met de juiste verwachtingen te starten.
- Zorg dat er ruimte is voor invloed op je plan. Als alles al vastligt en je niets kunt veranderen, is participatie niet zinvol. In dat geval kun je beter alleen je plannen delen met de omgeving. Als er ruimte is voor aanpassingen, start dan met participatie. Doe dit met een open houding. Verwerk ideeën en wensen in je plan of leg uit waarom iets niet kan.
Vraag 2: Welke kaders gelden voor mijn idee of plan?
Wees duidelijk over de richtlijnen, ook wel kaders genoemd, die gelden. Deze richtlijnen kunnen beleidskaders zijn waar je aan moet voldoen. Maar ook financiële kaders, zoals wat betaalbaar is of wat voldoende opbrengt. Daarnaast moet je letten op fysieke kaders, zoals milieugrenzen, belangrijke eigenschappen van het gebied, of de mogelijkheden van een bouwwerk. Geef zo duidelijk mogelijk aan welke kaders vaststaan en waarom. Maak voor jezelf en vervolgens voor anderen duidelijk hoeveel vrijheid er is of juist niet, en waar deelnemers hun mening over mogen geven
Vraag 3: Hoeveel zeggenschap geef ik aan deelnemers?
Bij het bepalen hoeveel invloed iemand krijgt, zijn er verschillende mogelijkheden om over na te denken. Elke optie heeft zijn eigen kenmerken en mate van interactie met de betrokkenen.
Kies uit onderstaande opties om te bepalen hoeveel zeggenschap mensen hebben:
- Inspreken/Raadplegen:
- Bij deze stap vraag je wat mensen denken over jouw plan. Je plan is meestal al bijna klaar.
- Mensen geven hun mening, maar je praat niet echt met ze.
- Gebruik bijvoorbeeld werkvormen als enquêtes of polls waarbij mensen alleen reageren.
- Consulteren/Adviseren:
- Hierbij denken mensen echt mee over je plan. Ze geven advies over wat beter kan.
- Als je hun adviezen niet gebruikt, vertel dan waarom.
- Organiseer werkvormen als gesprekken of bijeenkomsten waar mensen hun ideeën kunnen delen.
- Coproduceren/Samenwerken:
- In deze stap werk je samen met mensen. Zij helpen meebeslissen.
- Doe dit met werkvormen als groepsprojecten of workshops waarin je samen oplossingen bedenkt.
De keuze tussen opties voor zeggenschap bepaalt hoe je met mensen praat en wat je samendoet. Zeker als het gaat om een lang proces. Het is belangrijk om te weten dat de gemaakte keuze jouw participatieproces zal bepalen.
Belangrijk: Als je plan al vaststaat en je kunt niets veranderen, vertel dan alleen wat je gaat doen. Dit is ook een stap. Deze stap noemen we informeren, maar hierbij hebben mensen geen invloed op je plan.
Vraag 4: Welke mate van participatie is geschikt voor mijn plan?
De impact van je plan bepaalt hoeveel je met participatie moet doen. Meestal geldt: hoe groter de verandering, hoe meer je moet samenwerken met anderen. Gebruik de volgende vragen om te beslissen hoeveel participatie nodig is:
- Algemeen Belang:
- Draagt je plan bij aan het algemeen belang? Heeft het veel, een beetje, of geen maatschappelijke meerwaarde?
- Omvang van het Plan:
- Is de verandering die je voorstelt groot of klein? Denk aan het toevoegen van gebouwen of veranderingen in het milieu, zoals geluid of geur.
- Effect op de Omgeving:
- Hoe merken mensen in de buurt jouw plan? Is het effect groot of klein, positief of negatief?
- Maatschappelijke Aandacht:
- Is jouw plan iets waar veel over gesproken wordt? Verwacht je veel discussie of media-aandacht?
Vul onderstaande tabel in om te zien hoeveel participatie je plan nodig heeft. Geef per vraag een score en tel die op. De totaalscore geeft een indruk of veel, een beetje, of weinig participatie moet toepassen. Als je het lastig vindt, kun je de tabel samen met iemand van de gemeente invullen. Deze tabel helpt je mee om een idee te krijgen of veel participatie nodigs is.
Vraag 5: Wie nodig ik uit voor participatie?
Bedenk wie betrokken moet zijn bij jouw participatieproces. Stel jezelf de vraag: Wie heeft voordeel of nadeel van mijn plan? Maak een lijst van mensen die iets van jouw plan zullen merken. Wie gebruikt het of heeft er baat bij? Voor wie verandert het uitzicht? Komen er meer auto’s in de straat, meer lawaai of geur, of meer schaduw? Denk aan iedereen die dit zal merken. Dit zijn de mensen die je kunt uitnodigen voor participatie. Vergeet niet jongeren mee te nemen. Hun ideeën kunnen waardevol en vernieuwend zijn.
Als je een lijst hebt, kijk dan naar de belangen, wensen of eisen van deze mensen of groepen. Bij grote projecten is het slim om mensen of organisaties met verschillende meningen en achtergronden uit te nodigen. Denk aan belangenorganisaties en plaatselijk belangen. Ook mensen die misschien tegen je plan zijn, nodig je uit. Zij horen ook bij het participatieproces.
Vraag 6: Welke werkvormen kies ik voor participatie?
Bij participatie kun je verschillende werkvormen gebruiken. We gaven al wat voorbeelden, en er zijn nog veel meer mogelijkheden. Kies werkvormen die passen bij je doel, de invloed die mensen hebben, hoeveel mensen meedoen, en wie die mensen zijn. Je kunt één of meer werkvormen kiezen. Denk ook na of je plan verschillende fases heeft waarbij je vaker samenwerkt. Dan kun je met verschillende groepen, en werkvormen werken. Er is geen vaste werkvorm die altijd werkt; het hangt af van je situatie.
Via deze links vind je allerlei werkvormen voor participatie:
- Werkvormen voor participatie (Informatiepunt Leefomgeving)
- Scala aan werkvormen (kenniscentrum infomil)
- Groninger-Participatiewerkboek (PDF 24 MB) (blz. 23 t/m 38)
En vergeet niet: het hoeft niet altijd ingewikkeld te zijn. Soms is een simpel plan bespreken met een kop koffie met de buren al genoeg.
Wat bereik ik met participatie?
Participatie is belangrijk om te weten wat anderen van jouw idee of plan vinden. Daarom vragen we je om met betrokkenen te overleggen. Begin hier zo vroeg mogelijk mee. Dan ben je flexibeler. Hoe later je begint, hoe vaster je plan vaak al ligt. Overleg je op tijd, dan hoor je goede ideeën of opmerkingen die je plan kunnen verbeteren. Misschien kun je de kritische opmerkingen van anderen oplossen door je plan aan te passen. Dit kan bezwaren tijdens de formele procedure voorkomen.
Let op: participatie garandeert niet dat er geen bezwaren komen. Zelfs als mensen positief zijn tijdens participatie, kunnen ze later nog bezwaren hebben.
Soms kun je niet aan alle wensen voldoen. Misschien is het te duur, onpraktisch, of past het niet bij je plan. Dat is oké. Het belangrijkste is dat je laat weten welke ideeën of kritische punten je meeneemt en waarom. Dit noteer je in je participatieverslag. Onthoud: niet iedereen hoeft je plan goed te vinden. Dat zou mooi zijn, maar dat is niet het doel van participatie. Uiteindelijk beslist ons college of de raad of ze je plan steunen.
Ik heb geen ervaring met participatie, wie kan mij dan helpen?
Participatie kan soms makkelijk zijn, maar ook ingewikkeld, vooral bij grote of gevoelige plannen. Als je hulp nodig hebt bij het maken en uitwerken van je plan, denk dan aan een architect, stedenbouwkundige of een bureau. Vraag of zij ervaring hebben met participatie en of ze jou kunnen ondersteunen. Vaak hebben stedenbouwkundige- of architectenbureaus hier ervaring mee, zeker bij grotere projecten.
Je kunt ook bij onze collega’s terecht voor advies. Onze wijkmanagers en projectleiders hebben veel ervaring met participatie. Begin op tijd met nadenken over participatie en maak het onderwerp snel bespreekbaar met je adviseur en ons.
Hoe maak ik een verslag van het participatieproces?
Als de raad het omgevingsplan wijzigt, of een vergunning aanvraagt via een Buitenplanse OmgevingsPlanActiviteit (BOPA), moet je laten zien of en hoe je hebt samengewerkt met anderen. De raad of het college wil weten of er sprake was van participatie, wat het heeft opgeleverd, en wat je met de inbreng van anderen hebt gedaan.
Gebruik een participatieverslag om dit te laten zien. Wij hebben een formulier dat je kunt gebruiken. Je mag het aanpassen naar eigen inzicht.
Hoe beoordeelt de gemeente of participatie voldoende is?
De beoordeling van participatie is maatwerk en verschilt per situatie. De gemeente gebruikt een vast beoordelingskader om willekeur te voorkomen. Hieronder staan de punten waarnaar we kijken:
1. Deelnemers
- Het verslag aan de gemeente bevat een lijst van deelnemers en hun belangen. Noteer hun naam, adres en woonplaats (NAW). De gemeente gaat vertrouwelijk om met naam- en adresgegevens.
- Er is inzicht in gegevens van mensen die zijn uitgenodigd maar niet hebben meegedaan. Voor zover mogelijk vermeld het verslag de reden waarom (groepen van) mensen niet mee hebben gedaan.
Inbreng van Deelnemers:
- Het verslag beschrijft duidelijk welke belangen, meningen, standpunten en wensen deelnemers naar voren brachten
Aanpassingen:
- Het verslag geeft aan welke meningen, standpunten hebben geleid tot aanpassingen van het plan. Het verslag vermeldt welke meningen, standpunten en wensen niet zijn meegenomen en wat de reden daarvan is.
Verslag Delen:
- Het verslag is gedeeld met alle deelnemers, ook met mensen die niet hebben meegedaan. De gemeente kan dit controleren door navraag bij de deelnemers via een steekproef.
Je geeft je participatiegegevens door in een verslag. Wij bieden een formulier dat je kunt invullen of aanpassen. Je mag ook op een andere manier gegevens aanleveren, zolang je de vragen uit het verslag maar beantwoordt.
Wat gebeurt er als participatie niet voldoende is?
Als het college of de gemeenteraad vindt dat de participatie niet goed genoeg was, zijn er twee opties:
- Herstel van het gebrek:
- We kunnen je bij het wijzigen van het omgevingsplan vragen om het tekort aan participatie te verbeteren.
- Als je aanvraag via een Buitenplanse Omgevingsactiviteit (BOPA) gaat en je aanvraag na het herstel nog steeds niet voldoet, kan het college besluiten je vergunningaanvraag niet te behandelen.
- Zelf informatie verzamelen:
- Wij kunnen je aanvraag openbaar maken en zelf meningen verzamelen.
- We kunnen een ontwerpbesluit ter inzage leggen en reacties vragen.
- Direct contact opnemen met betrokkenen en hen gelegenheid geven hun mening te geven.
- Maar, wij doen dit alleen als je zelf al een participatieproces hebt georganiseerd en je plan van maatschappelijk belang is.
Belangrijk: Participatie is jouw taak. Als wij actief informatie gaan verzamelen, brengen we daar kosten voor in rekening. Houd er rekening mee dat als wij een participatieproces organiseren om informatie van deelnemers te krijgen, we de termijn voor een vergunningsaanvraag verlengen van 8 naar 14 weken. En de doorlooptijd voor het wijzigen van het omgevingsplan wordt dan ook langer.
Wat is participatie?
Participatie betekent dat je mensen vroegtijdig betrekt bij je plannen. Het helpt om besluiten duidelijk en eerlijk te maken. Dit staat in onze nota ‘Participatiebeleid Omgevingswet 2023’. Meer hierover lees je in ons beleid of in de hele nota die je hier kunt downloaden. Bij participatie is elk geval anders. De Omgevingswet geeft niet precies aan hoe je het moet doen. Het ligt aan je plan. Is je plan groot of belangrijk voor mensen? Dan doe je meer aan participatie. Er is geen vaste manier voor participatie. Soms maakt een klein plan veel los, terwijl een groot plan weinig reacties krijgt. Denk goed na over hoe je plan de omgeving beïnvloedt. Wie ziet, hoort, voelt of ruikt jouw plan? Hierover nadenken helpt je om je participatie goed te plannen. Hoe je dit doet, hangt af van jouw situatie. Het is altijd maatwerk.
Wilt u meer achtergrondinformatie, bijvoorbeeld over de wetgeving rond de Omgevingsvisie en de Omgevingswet? Bent u benieuwd naar de Omgevingsvisie van de provincie Fryslân? Of wilt u weten hoe het proces naar de ontwikkeling van een Omgevingsvisie eruitziet?
Hieronder vindt u een aantal links naar websites met uitgebreide informatie.
- Website omgevingslab
- Website aan de slag met de omgevingswet
- Website provincie Fryslân
- Omgevingswet portaal (wetgeving)
- Koersdocument provinciale Omgevingsvisie
Wet Kwaliteitsborging voor bouwen
Vanaf 1 januari 2024 geldt de Omgevingswet. Tegelijk met de Omgevingswet wordt ook de Wet Kwaliteitsborging voor bouwen (Wkb) ingevoerd. Daarmee verandert de manier waarop u een vergunning moet aanvragen als u gaat bouwen. In deze video worden de veranderingen toegelicht.
In een video worden de veranderingen toegelicht. Zie YouTube de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.
Daarnaast is er een video met een stappenplan. Zie YouTube bouwen onder kwaliteitsborging.
Het doel van de Wkb is om de bouwkwaliteit te verhogen. De Wkb geldt niet meteen voor alle bouwwerken. Als u na 1 januari 2024 een voornemen tot bouwen indient bij de gemeente, moet u rekening houden met de Wkb.
Wat doet een kwaliteitsborger?
De kwaliteitsborger toetst de bouwkwaliteit voor, tijdens en na de bouw.
- Voor de bouw: de kwaliteitsborger controleert of het bouwplan voldoet aan de technische voorschriften.
- Tijdens de bouw: de kwaliteitsborger controleert de bouw
- Na de bouw: als de bouw aan de regels voldoet, stelt de kwaliteitsborger een verklaring op die u aan de gemeente toestuurt.
De voorschriften gaan over bijvoorbeeld brandveiligheid, fundering of energiezuinigheid. De voorschriften staan bijvoorbeeld in het Besluit bouwwerken leefomgeving en het Omgevingsplan.
Welke bouwwerken vallen onder de Wkb?
De Wkb geldt vanaf 1 januari 2024 voor bouwen en verbouwen in gevolgklasse 1. De gevolgklasse zegt iets over hoe risicovol een bouwwerk is. Gevolgklasse 1 zijn bouwwerken met een laag risico. Bijvoorbeeld grondgebonden woningen en eenvoudige bedrijfsgebouwen. Ook woonboten, recreatiewoningen en in industriebouwen van maximaal 2 bouwlagen vallen daaronder. Er zijn ook uitzonderingen, waaronder monumenten.
Hoe gaat het straks als u gaat (ver)bouwen?
Als u gaat bouwen of verbouwen checkt u vanaf 1 januari 2024 via het Omgevingsloket welke regels er gelden en of u vergunningen nodig heeft. Ook moet u bij de gemeente melden dat u gaat starten met bouwen. Daarbij geeft u ook aan wie uw kwaliteitsborger is. Er is een website beschikbaar waar u een kwaliteitsborger kunt vinden: Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw.
Wat kost het inhuren van een kwaliteitsborger?
De kosten van de inhuur van een kwaliteitsborger verschillen per bouwwerk. Uit de praktijk zal moeten blijken wat de kosten zijn.
Stappenplan Wkb melding Gevolgklasse I
Stap 1: huur een kwaliteitsborger in
U huurt zelf een kwaliteitsborger in. Op de website Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw vind je een lijst met kwaliteitsborgers.
Stap 2: dien een bouwmelding in
U mag pas beginnen met bouwen, als u een complete melding heeft ingediend. Minimaal 4 weken voordat de bouw begint, dient u de bouwmelding in via het Omgevingsloket:
- Ga naar ‘Aanvragen’.
- Kies bij ‘Werkzaamheden’ voor ‘Bouwactiviteit’.
- Kies voor ‘Bouwactiviteit (technisch) Melding’.
Hier geeft u ook aan wie uw kwaliteitsborger is. Lever ook de overige informatie aan die gevraagd wordt. Ontbreekt er informatie? Dan moet u een nieuwe melding indienen. Vier weken na het indienen van de melding, mag u met de bouw beginnen.
Stap 3: start met de bouw
Twee dagen voor de bouw begint, geeft u dit door via het Omgevingsloket. Dit heet: informatieplicht.
Stap 4: controle door kwaliteitsborger
De kwaliteitsborger controleert voor en tijdens de bouw of aan de bouwtechnische voorschriften wordt voldaan. U ontvangt een verklaring van de kwaliteitsborger als het bouwwerk aan de bouwtechnische voorschriften voldoet. Let op: De gemeente kan ook controleren of er aan de bouwvoorschriften wordt voldaan. Zij kan ook handhaven als dat niet zo is. De kwaliteitsborger kan dit niet.
Stap 5: meld het einde van de bouw
Eén dag na het stoppen van de bouw, geeft u dit door via het Omgevingsloket. Dit is verplicht.
Stap 6: doe een gereedmelding
U mag het bouwwerk pas gebruiken, als u een complete gereedmelding heeft ingediend. Dat doet u minimaal 2 weken voordat u het bouwwerk wilt gaan gebruiken. Dat gaat via het Omgevingsloket. Hierbij heeft u de verklaring van de kwaliteitsborger (stap 4) nodig.De gemeente geeft aan of uw gereedmelding is geaccepteerd of afgewezen.
Met de komst van de Omgevingswet komen er veel nieuwe afkortingen en begrippen voorbij. In dit ABC zijn veel gebruikte onderwerpen uitgelegd. Met hier en daar een link waar nog meer informatie te vinden is.
A
Aanvullingswetten natuur, bodem, geluid en grondeigendom
Tegelijk met de Omgevingswet worden vier aanvullingswetten gemaakt. Het gaat om de onderwerpen bodem, geluid, natuur en grondeigendom. De aanvullingswetten zijn afzonderlijke wetten, omdat er ook nieuw beleid in komt. De aanvullingswetten gaan op in de Omgevingswet op het moment dat deze in werking treedt. Lees meer over de aanvullingswetten.
Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB)
De Omgevingswet is een kaderwet. De nadere uitwerking vindt plaats in vier zogenaamde Algemene Maatregelen van Bestuur (ook wel AMvB’s). Het gaat om:
- Besluit activiteiten leefomgeving;
- Besluit bouwwerken leefomgeving;
- Besluit kwaliteit leefomgeving;
- Omgevingsbesluit.
B
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
In het Bal staan algemene regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving. Burgers, bedrijven en overheden moeten zich aan deze regels houden als ze die activiteiten uitvoeren. In het Bal staat ook of voor die activiteiten een melding of omgevingsvergunning nodig is. Lees meer over het Bal.
Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
In het Bbl staan regels over veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en bruikbaarheid van bouwwerken. Daarnaast heeft het Bbl regels over de staat en het gebruik van een bouwwerk. En over het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden. Lees meer over het Bbl.
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
In het Besluit kwaliteit leefomgeving staan regels voor het Rijk en voor decentrale overheden. De regels gaan over omgevingswaarden, instructieregels, beoordelingsregels en monitoring. Lees meer over het Bkl.
Bevoegd Gezag (BG)
Bevoegd gezag kan het Rijk, een provincie, een waterschap of een gemeente zijn. Onder de Omgevingswet heeft ieder instrument een bevoegd gezag. Het bevoegd gezag dat het instrument inzet, is ook het bevoegd gezag voor vergunningverlening, toezicht en handhaving, meldingen en het toestaan van afwijken van algemene regels. Lees meer over BG.
Beleidscyclus
De beleidscyclus van de Omgevingswet biedt een structuur om de instrumenten van de Omgevingswet te ordenen. De cyclus bestaat uit vier fasen: beleidsontwikkeling, beleidsdoorwerking, uitvoering en terugkoppeling. Lees meer over de beleidscyclus.
Bruidsschat
Onder de Omgevingswet verhuist een aantal regels van het Rijk naar gemeenten (en waterschappen). Het Rijk zorgt er met het Invoeringsbesluit voor dat deze regels automatisch in het omgevingsplan komen. Dit heet ook wel de ‘bruidsschat’. Daarmee wordt voorkomen dat de regels vervallen, voordat de gemeente vergelijkbare of vervangende regels heeft. Lees meer over de bruidsschat.
C
Commissie over de ruimtelijke kwaliteit
Onder de Omgevingswet moeten gemeenten een gemeentelijke adviescommissie instellen voor de omgevingskwaliteit. Dit vervangt de bestaande commissies welstand en monumenten.
D
Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO)
Het DSO is het stelsel van de landelijke voorziening samen met de lokale systemen van overheden. De landelijke voorziening bestaat uit het Omgevingsloket met op de achtergrond een aantal informatiesystemen. Met de landelijke voorziening kunnen we:
- Vergunningaanvragen en meldingen ontvangen;
- Omgevingswetbesluiten (omgevingsvergunningen, omgevingsplannen en omgevingsvisies) publiceren;
- Vragenbomen met toepasbare regels publiceren;
- Begrippen en definities centraal beheren;
- Onderling en met initiatiefnemers samenwerken.
Lees hier meer over het DSO.
E
Evenwichtige toedeling van functies aan locaties
Het omgevingsplan regelt een “evenwichtige toedeling van functies aan locaties”. Dit betekent dat er een balans bestaat tussen verschillende functies, die locaties binnen een gebied, kunnen vervullen. Dit is een verbreding van het huidige criterium ‘een goede ruimtelijke ordening’ uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Lees meer over evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
F
Fysieke leefomgeving
Een van de kernbegrippen in de Omgevingswet is de ‘fysieke leefomgeving’. Het begrip bepaalt tot waar de Omgevingswet geldt. Wanneer er geen sprake is van fysieke leefomgeving, dan is de Omgevingswet niet van toepassing. Een afgebakende definitie van de fysieke leefomgeving is er niet. In de wet staat wel een opsomming van onderdelen, die in elk geval onder fysieke leefomgeving vallen: bouwwerken, infrastructuur, watersystemen, water, bodem, lucht, landschappen, natuur, cultureel erfgoed en werelderfgoed. Deze opsomming is formeel niet uitputtend. Gemeenten hebben enige vrijheid om te bepalen welke activiteiten onder de fysieke leefomgeving vallen. Lees meer over het begrip fysieke leefomgeving.
I
Intaketafel
De casemanager, uw eerste contactpersoon, brengt uw initiatief in bij de Intaketafel. De Intaketafel is een intern overleg dat wekelijks plaatsvindt, waar we uw initiatief bespreken. Het doel van de Intaketafel is om te bepalen of uw initiatief wenselijk is. Dat wil zeggen: past het initiatief binnen de gemeentelijke Omgevingsvisie of andere overheden? Zo weet u snel of het zinvol is om uw plannen verder uit te werken. En gaan we als gemeente alleen aan de slag met wenselijke initiatieven.
Invoeringswet, Invoeringsbesluit en Invoeringsregeling
De Invoeringswet, het Invoeringsbesluit en de Invoeringsregeling regelen de overgang van de bestaande naar de nieuwe wet- en regelgeving. Lees meer over de Invoeringswet.
K
Kerninstrumenten
Om de Omgevingswet in de praktijk uit te voeren, hebben overheden zes kerninstrumenten tot hun beschikking: de omgevingsvisie, het programma, decentrale regels, algemene rijksregels, omgevingsvergunning en het projectbesluit. Lees meer over de kerninstrumenten.
L
Landelijke Voorziening Bekendmaken en Beschikbaar stellen (LVBB)
De Landelijke Voorziening Bekendmaken en Beschikbaar stellen (LVBB) is straks de centrale landelijke voorziening voor alle overheidspublicaties. Omgevingswetbesluiten komen via deze landelijke voorziening ook in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Lees hier meer over de LVBB.
O
Omgevingsbesluit (Ob)
Het Omgevingsbesluit (Ob) regelt in aanvulling op de wet onder meer welk bestuursorgaan het bevoegd gezag is om een omgevingsvergunning te verlenen en welke procedures gelden. Ook regelt dit besluit wat de betrokkenheid is van andere bestuursorganen bij de besluitvorming. Het regelt ook een aantal op zichzelf staande onderwerpen, zoals de milieueffectrapportage en financiële bepalingen. Het Ob is voor alle doelgroepen relevant, dus voor zowel burgers en bedrijven, als voor overheden. Lees meer over het Omgevingsbesluit.
Omgevingsloket
Het Omgevingsloket is de centrale plek waar digitale informatie over de leefomgeving onder de Omgevingswet straks samenkomt. Zo kan iedereen deze informatie straks op één plek bekijken en direct gebruiken. Het Omgevingsloket bestaat uit een aantal onderdelen:
- Aanvragen: aanvraag of melding indienen
- Regels op de kaart
- Maatregelen op maat
- Mijn Omgevingsloket.
Meer over het Omgevingsloket.
Omgevingsregeling (Or)
De Or is een ministeriële regeling bij de Omgevingswet. De regeling bouwt voort op de wet en de 4 Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s – zie hiervoor bij “A”). Het gaat om technische en administratieve regels voor het gebruik van de wet en de AMvB’s in de praktijk. Lees meer over de Omgevingsregeling.
Omgevingstafel
De impact van de Omgevingswet op het vergunningverleningsproces en de dienstverlening is behoorlijk. De duur wordt sterk ingekort; alle aanvragen moeten in principe binnen 8 weken worden afgehandeld. De Omgevingswet vraagt daarbij om een integrale afweging, met als uitgangspunt: ‘Hoe kunnen we dit initiatief mogelijk maken?’ Dit alles vraagt om uitgebreider vooroverleg in de geest van de Omgevingswet: dit heet de Omgevingstafel. Gemeente samen met onder andere de Veiligheidsregio Fryslân, provincie, omgevingsdienst FUMO en Wetterskip Fryslân.
Omgevingsplan
Het omgevingsplan bevat alle regels over de fysieke leefomgeving die de gemeente stelt binnen haar grondgebied. Per gemeente is er één omgevingsplan. Deze komt in de plaats van de bestemmingsplannen en verordeningen. Lees meer over het omgevingsplan. Gemeenten hebben tot 2030 de tijd om het Omgevingsplan te maken.
Omgevingsverordening
Een omgevingsverordening bevat alle provinciale- of waterschapsregels voor de fysieke leefomgeving. Per provincie en waterschap is er 1 omgevingsverordening, die de bestaande verordeningen vervangt. Zoals de milieuverordening, de planologische verordening, de ontgrondingenverordening, de landschapsverordening en de grondwaterverordening. Dit instrument is alleen voor provincies en waterschappen. Gemeenten nemen alle regels over de fysieke leefomgeving op in een omgevingsplan. Lees meer over de omgevingsverordening.
Omgevingsvisie
In een omgevingsvisie legt de gemeenteraad haar ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vast. De gemeente stelt één omgevingsvisie voor het hele grondgebied vast. Deze komt in de plaats van structuurvisies, verkeers- en vervoersplannen, onderdelen van de natuurvisie en milieubeleidsplannen. De Omgevingsvisie kan weer sectoraal of gebiedsgericht worden uitgewerkt in programma’s. Lees meer over de omgevingsvisie en de Omgevingsvisie van Heerenveen.
Omgevingswaarden
Omgevingswaarden zijn bedoeld voor het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Ook ondersteunen ze bij het zorgen voor een goede omgevingskwaliteit. Omgevingswaarden leggen de kwaliteit vast die een gemeente, provincie of Rijk voor de leefomgeving wil bereiken. Deze staan in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Rijk), de omgevingsverordening (provincie) of het omgevingsplan (gemeente). Het is één van de instrumenten waarmee overheden het beleid van een omgevingsvisie of een gebiedsgericht of sectoraal programma kunnen uitvoeren. De Omgevingswaarden moeten objectief en meetbaar zijn. Lees meer over omgevingswaarden.
Omgevingswet
In de Omgevingswet staat alle bestaande wetgeving over de fysieke leefomgeving in één wet. De invoering van de wet kan pas als ook de landelijke systemen goed werken.
Omgevingsoverleg
De Omgevingswet beoogt meer betrokkenheid van inwoners bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Maar ook meer verantwoordelijkheid bij de maatschappij. Beiden komen samen in gesprek met de omgeving. Voordat de initiatiefnemer met de omgeving gaat praten is het verstandig eerst een verzoek tot “verkenning initiatief” bij de gemeente aan te vragen.
P
Participatie
Participatie is een belangrijke pijler onder de Omgevingswet. In de Omgevingswet en in het Omgevingsbesluit zijn regels over participatie opgenomen. Voor de meeste kerninstrumenten (zoals omgevingsvisie en omgevingsplan) geldt dat in die documenten moet worden verantwoord hoe inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken. Lees meer over participatie in de Omgevingswet.
Programma
Om de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving te bereiken kunnen overheden naast, en aanvullend op een Omgevingsvisie, een programma opstellen. Een programma kan een bepaald onderwerp bevatten of een bepaald gebied betreffen. En kan variëren van een beleidsregeling tot een subsidieprogramma. Lees meer algemene informatie over het programma.
S
Standaarden Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO)
Overheden sluiten lokale systemen aan op het DSO. Hiervoor zijn een aantal nieuwe standaarden ontwikkeld die het mogelijk maken om verschillende software-systemen met elkaar te laten communiceren.
Stelselcatalogus Omgevingswet
De Stelselcatalogus Omgevingswet is een online naslagwerk waarin overheden begrippen, definities en informatieproducten over de Omgevingswet beheren. Het is één van de onderdelen van de landelijke voorziening van het DSO. Lees hier meer over de stelselcatalogus Omgevingswet.
T
Toepasbare regels
In het DSO kunnen inwoners en ondernemers straks antwoord krijgen op vragen als: ‘Mag ik op deze locatie mijn initiatief starten? Of heb ik daar een vergunning voor nodig?’. Initiatiefnemers doorlopen hiervoor vragen in het Omgevingsloket. Om deze vragen zo gebruiksvriendelijk mogelijk te laten werken, moeten gemeenten hun juridische regels uit het Omgevingsplan omzetten naar toepasbare regels en aanleveren aan het DSO. Andere overheden moeten dit voor hun eigen regels doen. Lees hier meer over toepasbare regels.
V
Vergunningencheck
Eén van de onderdelen van het Omgevingsloket is de vergunningscheck. Initiatiefnemers kunnen via vragen controleren of ze een idee mogen uitvoeren op een bepaalde locatie en of ze daar een vergunning voor nodig hebben of een melding moeten doen. Overheden kunnen hiervoor hun juridische regels omzetten naar toepasbare regels. Lees hier meer over vergunningencheck.
Vragen en antwoorden
Heeft u een vraag over de omgevingswet? Lees het antwoord op veelgestelde vragen op onze website.
W
Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb)
Bij de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen stopt de toetsing van de bouwtechnische eisen van een bouwwerk door de gemeente. Het toetsen gaat dan over naar een onafhankelijke partij, de zogenaamde kwaliteitsborger. Dit geldt niet direct voor alle bouwwerken en zal in fases gaan. Lees meer over de Wkb.
Waterschapsverordening (WsV)
De Waterschapsverordening bevat de regels van het waterschap. Samen met het omgevingsplan bevat de Waterschapsverordening de regels voor de fysieke leefomgeving op lokaal niveau. Lees meer over de WsV.
Bron: Informatiepunt Leefomgeving.